Fytinezuur

Onderstaande tekst komt uit een boek: Ramiel Nagel, Cure Tooth Decay.

Het boek is hier te bestellen.

Fytinezuur is de voornaamste manier waarop fosfor wordt opgeslagen in veel plantaardige weefsels, vooral het gedeelte van granen en andere zaden dat zemelen bevat. Het wordt bijzonder veel aangetroffen in granen, noten, bonen, zaden en enkele wortelgroenten.
In fytinezuur wordt het mineraal fosfor strak vastgehouden in een sneeuwvlokachtig molecuul. Bij mensen en dieren met één maag is de fosfor niet direct opneembaar.
Behalve dat het de opname van fosfor blokkeert, binden de ‘armen’ van het fytinezuurmolecuul zich gemakkelijk aan andere mineralen, zoals calcium, magnesium, ijzer en zink, waardoor deze eveneens niet-opneembaar worden. De negatieve effecten van fytinezuur kunnen aanzienlijk worden verminderd met behulp van vitamine C. De toevoeging van vitamine C aan de voeding kan het blokkerende effect van fytinezuur op de ijzeropname krachtig tegengaan.
Dit levert ons overtuigend bewijs dat de symptomen van scheurbuik, zoals zacht en sponzig tandvlees waardoor tandverlies optreedt, het gevolg zijn van onvoldoende vitamine C en te veel granen of andere voedingsmiddelen die rijk zijn aan fytinezuur.
Misschien is het opzienbarende vermogen van vitamine C om scheurbuik te genezen en voorkomen te danken aan het feit dat deze vitamine de opname van ijzer ondersteunt, die door te veel verkeerd behandelde, fytinezuurrijke granen werd verstoord.

Fytinezuur heeft een krachtig remmend effect op de mineraalopname van volwassenen, met name op de opname van ijzer. Zelfs het kleinste beetje fytinezuur in de voeding kan leiden tot een aanzienlijk verminderde ijzeropname.
Hoewel granen, vooral volle granen, rijk zijn aan fosfor, wordt 80% van de fosfor gebonden in de vorm van fytaten, die niet opneembaar zijn door het menselijk lichaam.
Fytinezuur blokkeert enzymen die we nodig hebben voor de voedselvertering, waaronder pepsine, dat nodig is voor de afbraak van eiwitten in de maag, en amylase, dat zetmeel afbreekt tot suiker. Trypsine, benodigd voor de vertering van eiwitten in de dunne darm, wordt eveneens geblokkeerd door fytinezuur.
De concentratie en soorten enzymenremmers variëren aanzienlijk tussen de verschillende graansoorten.
Granen bevatten tevens tannines, die kunnen leiden tot verminderde groei, verminderde ijzeropname en schade aan de beschermende slijmvlieslaag van het maag-darmkanaal. Naast tannines remmen ook saponines in granen de groei.
Aangezien fosfor het cruciale mineraal is voor gebitsremineralisatie is het de bedoeling dat we gebonden fosfor in de vorm van fytinezuur zo veel mogelijk weren uit onze voeding. Wanneer het niet kan worden geschrapt, moeten er aanvullende vitamines en mineralen worden gebruikt om de effecten van fytinezuur tegen te gaan, met name calcium, vitamine C en vitamine D.
———-
Wat we moeten beseffen is dat we meer voedingstekorten dan ooit hebben en dus ook meer voedingsstoffen dan ooit nodig hebben om deze tekorten op te heffen. Waar men vroeger weg kon komen met zetmeel, fytinezuur en nachtschades kan dit nu echt niet meer, vandaar dat ik er ook zo fel op ben. Je kunt een probleem pas oplossen als je het onder ogen ziet.
——

Het effect van weken en kiemen op fytinezuur
Uit het boek ‘genees tandbederf’ van Ramiel Nagel

Wetenschappelijk onderzoek verschaft ons inzicht in verschillende manieren waarop fytinezuur uit granen verwijderd kan worden. 
Het kiemen van granen is een geweldige stap in het fermentatieproces. Maar het verwijdert niet echt veel fytinezuur. Meestal wordt tussen de 20% en 30% van het fytinezuur in bonen, zaden en granen verwijderd na twee of drie dagen onder laboratoriumomstandigheden op een constante temperatuur van 25 graden Celsius.
Kiemen bleek effectiever te zijn bij rogge, rijst, gierst en taugébonen, waarbij ongeveer 50% van het fytinezuur werd verwijderd en het was totaal niet effectief bij haver. Alleen het gedurende 16 uur op een constante temperatuur van 25 graden weken van granen en bonen leidde gewoonlijk tot een verwijdering van 5% tot 10% van het fytinezuur. Het weken van quinoa, sorghum, maïs, haver, amaranth, tarwe, taugébonen en enkele zaden verhoogde het fytinezuur of leidde niet tot vermindering ervan. Deze cijfers schetsen niet het volledige plaatje. Hoewel het weken van quinoa zelfs tot meer fytinezuur leidde, leidt het weken van daarna koken van quinoa tot een verlaging van fytinezuur van meer dan 61%. 
Hetzelfde geldt voor bonen. Weken en daarna koken verwijdert ongeveer 50% van het fytinezuur. Bij linzen verwijdert deze zelfde procedure 76% van het fytinezuur. Het roosteren van tarwe, gerst of groene mungbonen leidt tot een verlaging van fytinezuur van ongeveer 40%.  Een zeer interessant wetenschappelijk rapport laat zien welk effect de opslag van granen en bonen op plantaardige gifstoffen heeft. Onder vochtige en warme bewaaromstandigheden verloren bonen 65% van hun fytinezuur.

Alle zaden, granen, bonen, noten en peulvruchten bevatten fytinezuur dat de enzymatische levensvonk tegenhoudt die ervoor zorgt dat ze gaan ontkiemen waardoor de levenskracht vrij komt. Door blootstelling aan water zijn de omstandigheden hiervoor juist en lekt het fytinezuur weg. Wel het water weggooien waarin geweekt wordt! Fytinezuur remt en blokkeert mineralen en enzymen, waardoor deze weliswaar in de voeding zitten maar niet beschikbaar worden voor je lichaam. Foute boel dus!
Fytinezuur zorgt ervoor dat het lichaam calcium gaat lenen uit zijn eigen skeletstructuur. Daarnaast is er bewijs dat fytinezuur ook ten koste gaat van je voorraad aan vitamine C en D omdat beide vitamines fytinezuur neutraliseren. Vandaar dat de consumptie van scheepsbeschuit leidde tot scheurbuik bij matrozen.
Lees meer een over noten versus eieren, levensenergie.
———-

Stelling op het forum: Uit zaden en noten wordt natuurlijk ook jong leven geboren

Antwoord van Mike:

Misschien goed dat ik het verschil uitleg qua energie tussen bijv. een ei en zaden, noten, granen, peulvruchten, bonen en pitten. Grassoorten produceren in het eindstadium ‘vruchten’ die kiemkracht hebben. Het klopt weliswaar dat alles met kiemkracht (granen, noten, pitten, zaden, bonen, peulvruchten) leidt tot jong leven, maar deze worden wel geproduceerd in het EINDSTADIUM van het gras.

In dit eindstadium produceert het gras fytinezuur, harde vezels en omega-6 vetzuren. In het jonge, groene kiemstadium verdwijnt het fytinezuur (omdat fytinezuur de ‘levensvonk’, in de vorm van enzymen en mineralen, vasthoudt tot de omstandigheden juist zijn, oftewel: vocht en warmte), produceert het gras zachtere vezels en omega-3 vetzuren. Het zijn dus bijna 2 totaal verschillende voedingsmiddelen, die afkomstig zijn van dezelfde plant! Zo ingenieus zit het leven, dat een voortdurende cyclus produceert van begin en eind (leven en dood, opbouw en afbraak, verjonging en veroudering) in elkaar.

Vanuit dit oogpunt gezien mag het duidelijk zijn dat het beginstadium veel meer levenskracht bevat dan het eindstadium. De vergelijking met een ei gaat dus niet op, want een ei bevindt zich niet in het eindstadium van het dier, zoals bij granen, bonen, noten, peulvruchten, pitten en zaden wel het geval is. Dit is de fundamentele denkfout die vaak gemaakt wordt, ook door mensen die hier actief zijn op het forum. Ongekiemde granen, noten, zaden, peulvruchten, pitten en zaden vertegenwoordigen doodsenergie, een ei vertegenwoordigt levensenergie. Dit is een groot verschil!
Mike
———

Terug naar ‘juiste voeding